Pages

zaterdag 24 april 2010

Amenderen. Wie doet het met wie binnen GroenLinks?

Sommigen van u zouden wellicht geïnteresseerder zijn in deze blog als het eerste woord uit de titel ontbrak. Maar daar heeft u Albert Verlinde al voor. Wie het met wie doet qua politiek is namelijk veel interessanter. Je kunt er namelijk uit afleiden wie het vaak met elkaar eens is. Zo kun je uit het gezamenlijk indienen van wetsvoorstellen afleiden wat de politieke positie van volksvertegenwoordigers is, in ieder geval in de VS en Argentinië. Binnen partijen kun je de verhouding tussen afdelingen en werkgroepen bekijken.

Op het verkiezingsprogramma van GroenLinks zijn 429 amendementen ingediend. Het grootste deel hiervan werd slechts door één afdeling of werkgroep ingediend; deze zijn voor deze analyse niet interessant. Bij 115 amendementen waren er echter twee of meer indieners. Als je dit overzichtelijk in een tabel zet, zie je welke afdelingen/groepen vaak gezamenlijk amendementen hebben ingediend. Zo is te zien in deze tabel dat Apeldoorn 25 amendementen in heeft gediend met tenminste één andere groep, waaronder 7 met De Werkvloer en 6 met DWARS.

Van deze tabel kun je ook een grafische weergave maken (voor de liefhebbers, aka Simon Otjes, de methode staat hier beschreven). In dit plaatje staan groepen (afdelingen/werkgroep) die vaak samen amendementen hebben ingediend dicht bij elkaar. Hieronder staan de groepen die tenminste 5 amendementen met een andere groep hebben ingediend (de tekstgrootte is afhankelijk van het aantal mede-ingediende amendementen):

De horizontale dimensie in dit plaatje is het belangrijkste: partijen aan de linkerkant van de figuur dienen vaak samen amendementen in, maar juist niet met de partijen aan de rechterkant (en omgekeerd). Aan de linkerkant zien we Kleurrijk Platform, Gedurfde Keuzes, FemNet, de Provincie Groningen en GroenLinksPlus dicht bij elkaar staan. Zij hebben met name over inburgering en immigratie samen veel amendementen ingediend. Aan de rechterkant staan DWARS, Leiden, Utrecht-Stad, Apeldoorn, Nijmegen en Groningen redelijk dicht bij elkaar. Elk van deze groepen/afdelingen heeft relatief veel amendementen ingediend en over verschillende onderwerpen, maar ze doen dat redelijk vaak samen. Vooral op het gebied van de bestuurlijke vernieuwing trokken deze indieners samen op. De overeenstemming is wel kleiner dan bij het blok aan de linkerkant: van de 22 amendementen van DWARS waren er 6 samen met Apeldoorn en 5 met Leiden (terwijl FemNet 12 van haar 14 samen ingediende amendementen samen met Kleurrijk Platform indiende).

Op de verticale as zitten ook enkele verschillen. De landbouwwerkgroep, het milieunetwerk en Wageningen dienden relatief samen voorstellen in. Zij deden namelijk allemaal veel ‘groene’ voorstellen, waarin men elkaar dus ook gemakkelijk kon vinden. Aan de andere kant staan De Werkvloer, Apeldoorn en Zeist die juist weinig tot geen samenwerking op groene amendementen zochten.

De patronen van het samen indienen van amendementen lijken dus vooral af te hangen van de onderwerpen waar men over spreekt en niet zozeer de ‘politieke denkrichting’ van groepen. Dat lijkt ook niet zo vreemd. Werkgroepen richten zich namelijk bijna per definitie op een beperkt aantal onderwerpen. Daarnaast zijn de meningsverschillen binnen GroenLinks niet dramatisch en niet overal hetzelfde. Bijvoorbeeld DWARS doet namelijk zowel wat meer behoudende voorstellen over democratische vernieuwing als voorstellen die verder gaan dan het programma inzake BTW-vrije biologische producten, minimumjeugdloon en inkomensadvisering. Desondanks geeft zo’n figuur een aardig inzicht in de mate waarin bepaalde groepen elkaar konden vinden binnen het Congres.

donderdag 22 april 2010

"Samen Leiden", maar waarheen? De positie van het coalitieakkoord

Afgelopen dinsdag presenteerde de nieuwe Leidse coalitie van D66, VVD, SP en CDA het coalitieakkoord getiteld "Samen Leiden". Na de aanvankelijke poging om alle partijen te betrekken in een breed gedragen college, bleven deze vier partijen over. PvdA werd al relatief snel de deur gewezen door D66, terwijl GroenLinks enige tijd later uit het overleg moest vertrekken, vanwege wantrouwen tussen GroenLinks en de VVD. Het akkoord bestaat uit een bestuursakkoord en een beleidsakkoord. Het bestuursakkoord ziet er op de manier van politiek bedrijven te verbeteren, iets wat de verziekte Leidse verhoudingen volgens alle partijen goed kunnen gebruiken.

In het beleidsakkoord staan enkele belangrijke beleidsuitgangspunten. Eén van de uitgangspunten van de 'nieuwe bestuursstijl is echter dat niet alles wordt dichtgetimmerd in het akkoord. De twee pagina's bevatten natuurlijk de belangrijkste kwesties zoals RijnGouweLijn en Oostvlietpolder, maar veel kleinere specifieke punten worden overgelaten aan College en raadsmeerderheden.

De vraag bij zo'n akkoord is wat de politieke richting is. Samen Leiden, maar waarheen? Vele kiezers hebben voor hun stemkeuze het advies van het Kieskompas gebruikt, dus één manier om een idee te krijgen waar het akkoord staat is het te plaatsen in de politieke ruimte van het Kieskompas. Eén beperking is daarbij dat beleidsakkoord niet op alle stellingen van het kieskompas een duidelijk antwoord geeft; eigenlijk maar op 9 stellingen, met name over Verkeer, Milieu en Economie. Als je dat doet, geeft het kieskompas het volgende beeld:


De posities van de partijen is in dit beeld alleen afhankelijk van de stellingen waarop het coalitieakkoord een antwoord geeft. Het akkoord (kruis) staat duidelijk ter rechterzijde, in de buurt van de VVD. Dit is ook niet zo vreemd. De VVD heeft immers binnen de coalitie het meest te verliezen bij het zoeken naar raadsmeerderheden, want die partij staat aan het rechteruiteinde van het spectrum. Toch is het opvallend dat de positie van het coalitieakkoord zo ver naar rechts staat. Dat komt wellicht door de manier waarop het Kieskompas bepaalde onderwerpen toewijst aan bepaalde assen.

Een andere manier om in kaart te brengen welke verschillen er zijn tussen het coalitieakkoord en de partijposities in het Kieskompas is door de overeenstemming te berekenen als percentage. Als een partij het steeds eens is met het coalitieakkoord is de overeenstemming 100%, als de partij steeds aan het andere uiterste staat is de overeenstemming 0%:

In deze figuur zien we duidelijke verschillen. Aan de ene kant staat GroenLinks: de overeenstemming met Samen Leiden is maar 31%. Het is dus niet heel vreemd dat deze partij het niet eens kon worden met de andere partijen over dit akkoord. Aan de andere kant staat de Stadspartij. Zij is het eigenlijk op elk punt eens met het coalitieakkoord. Ook de ChristenUnie is het vaak eens met de standpunten van het coalitieakkoord op de 9 stellingen. De coalitiepartijen CDA, D66 en VVD liggen allemaal rond de 70%, maar voor de SP is de overeenstemming minder dan 60%. Daar zit dus het grootste inhoudelijke meningsverschil in de coalitie.

Eén van de belangrijke afspraken in het akkoord is dat alle niet-genoemde onderwerpen aan de Raad zijn. Daarbij wordt dus steeds gezocht naar raadsmeerderheden. Daarbij zal de positie van het 'middelste' (mediane) raadslid doorslaggevend zijn: degene die in het midden staat tussen de uiterste standpunten in de raad. Als we er dus vanuit gaan dat op de 21 stellingen waarop het coalitieakkoord niets zegt, het 'middelste' raadslid beslist, verandert de mate van overeenstemming voor een aantal partijen sterk:

Het grootste verschil zit bij GroenLinks. Als men alleen naar het akkoord kijkt, is de overeenstemming maar 31%. Als we echter kijken naar de combinatie van collegeakkoord en raadsbesluit, stijgt de overeenstemming naar 63%. Ook voor de SP, PvdA, D66 en de PvdD stijgt de overeenstemming als we de invloed van de raadsmeerderheden meenemen. Voor de rechtse partijen neemt de overeenstemming echter af, Dat geeft aan dat het akkoord inderdaad vooral 'rechts' is. De SLO en VVD dalen beide ongeveer 15 procentpunt. D66 profiteert van de collegepartijen het meeste van het besluiten met wisselende Raadsmeerderheden. Deze partij staat immers vaak in het politieke midden.

Hieruit kunnen we twee dingen afleiden. Ten eerste, het collegeakkoord bevat meer rechtse dan linkse voorstellen (in ieder geval in termen van de stellingen van het Kieskompas). Dit is niet zo vreemd, want de VVD zal in de Raad niet zo gemakkelijk de handen op elkaar krijgen voor veel van hun voorstellen. SP en D66 kunnen hun voorstellen gemakkelijker door de raad krijgen als ze op onderwerpen GroenLinks en de PvdA meekrijgen.

Ten tweede, de VVD heeft het meeste te verliezen in de Raad. Er zal dus een soort spanning binnen het college ontstaan tussen CDA en VVD aan de ene kant en D66 en de SP aan de andere kant. De eerste twee partijen hebben er in zekere zin belang bij om als coalitie op te treden, terwijl de laatste twee partijen juist belang hebben bij het besluiten met wisselende raadsmeerderheden. Het is dus de vraag hoe de nieuwe politiek vorm krijgt. Zullen CDA en VVD bereid zijn om hun verlies te nemen voor bepaalde onderwerpen ter wille van de nieuwe werkwijze? En zullen D66 en SP echt actief op zoek gaan naar samenwerking over links? We zullen het zien.

zondag 18 april 2010

Het slagveld 'bestuurlijke vernieuwing'

Partijleider Femke Halsema was niet blij zondagmiddag tijdens het partijcongres, toen die vergadering het referendum uit het verkiezingsprogramma schrapte. Luttele minuten voordat zij het lijsttrekkerschap voor de komende verkiezingen accepteerde, werd één van haar wetgevingsinitiatieven rücksichtlos getorpedeerd. DWARS-voorzitter en referendum-killer Diederik ten Cate kreeg dan ook stevige kritiek van Halsema, nadat het congres het referendum met drie stemmen verschil had verworpen. Ik kan me ook zo voorstellen dat het -op z'n zachtst gezegd- niet zo leuk is als je je jarenlang in zet voor een hervorming, die je partij vervolgens op een zonnige zondagmiddag verwerpt.

De recalcitrante houding van het congres kwam niet alleen bij het referendum naar voren. Ook de voorstellen op het aantal Kamerleden te beperken tot 100 en het voorstel voor een zogenaamd coalitiestem sneuvelden. Dit geeft aan dat binnen GroenLinks een duidelijke visie ontbreekt over de inrichting van het openbaar bestuur. De huidige voorstellen waren een wat vreemde combinatie van een streven naar efficiency en een snufje radicale democratisering: 'Participatie, maar het mag niet te veel kosten'. Het congres liet zich dan ook niet overtuigen door de op z'n zachtst gezegd zwakke argumentatie van het partijbestuur op deze punten ( met Kathatlijne Buitenweg als positieve uitzondering).

Dit betekent wel dat GroenLinks op het gebied van de bestuurlijke vernieuwing vooral veel niet wil. Geen referendum, geen beperking van het aantal Kamerleden, geen coalitiestem. En de afschaffing van de Eerste Kamer werd "voor de poorten van de hel weggesleept", zoals Halsema het omschreef. En er staat een stevig punt in het program over de hervorming van het middenbestuur. Maar ook daar is verdere precisering noodzakelijk. En de gekozen burgemeester en commissaris der Koningin bleven staan. Maar al met al was het toch een behoorlijk slagveld bij de GroenLinkse bestuurlijke vernieuwing. Het in het programma verwoordde 'brede maatschappelijk debat' blijkt dus vooral binnen de partij behoorlijk noodzakelijk te zijn.

zaterdag 17 april 2010

Waarom de Kamer 150 leden kreeg (en moet houden)

In 1956 werd in tweede lezing de grondwetswijziging aangenomen om het aantal Tweede Kamerleden uit te breiden naar 150 leden. De omvang van de Kamer was sinds 1887 niet meer gewijzigd, terwijl de (kiesgerechtigde) bevolking sterk was toegenomen. Vandaag de dag gaan er juist stemmen op om de Tweede Kamer weer terug te brengen naar 100 leden (o.a. door VVD, PvdA en GroenLinks). De argumenten variëren van 'politici kosten te veel geld', 'we moeten allemaal bezuinigen' tot de verwachting dat een kleinere Kamer beter op hoofdlijnen kan debatteren. Juist in het licht van deze discussie is het goed om eens te kijken wat in de jaren 1950 de redenen waren om het aantal leden te vergroten naar 150.

De memorie van toelichting van het eerste wetsvoorstel van de regering bevatte vier redenen voor de voorgestelde uitbreiding:
1. Zwaar werk Het Kamerwerk was te zwaar geworden voor individuele Kamerleden, maar ook voor de Kamer als geheel.
2. Internationale verplichtingen Op Kamerleden zou waarschijnlijk een groter beroep worden gedaan i.v.m. parlementair werk in internationale organen (bijv. Europees Parlement).
3. Band met burgers Het contact met de maatschappij kan verbeteren door het aantal Kamerleden uit te breiden.
4. Vergelijking met buitenland Het Nederlandse parlement is al zeer bescheiden van omvang.
De Kamer liet zich uiteindelijk overtuigen door de redenering van de regering. Alle partijen, behalve VVD en CHU, stemden vóór de uitbreiding.

Een goede reden om weer terug te gaan naar 100 leden zou zijn, als deze argumenten inmiddels vervallen zijn. Zou bijvoorbeeld het Kamerwerk tegenwoordig licht zijn? Dat blijkt niet het geval te zijn. Het Kamerlidmaatschap is nog steeds een meer-dan-fulltime baan. Daarbij is ook de ondersteuning van Kamerleden beperkt, zoals een parlementariër aangaf in het parlementsonderzoek 2006 (p. 60):
"De ondersteuning en bemensing is een lachertje op het gebied van kwaliteit. Een gemiddeld kamerlid heeft een halve week secretariële ondersteuning. De rest van de week wordt er gewoon niet opgenomen. Een volksvertegenwoordiger moet de telefoon oppakken. Dat is allemaal klein leed, maar het is raar, dat begrijpen de mensen niet."
Daarbij komt dat het aantal te bespreken wetten en voorstellen sinds 1950 eerder is toe- dan afgenomen. Verschuiving van wetgevende macht naar Europa zorgt niet echt voor een verlichting van het parlementaire werk, omdat veel van die voorstellen alsnog in uitvoeringswetten moeten worden omgezet. Gezien de vele klaagzangen die je de laatste jaren vanuit de Eerste Kamer hoort over de kwaliteit van de wetgeving, is nou ook niet vast te stellen dat de Tweede Kamer in dit opzicht goed genoeg functioneert. Het zou vreemd zijn om te verwachten dat een reductie van het aantal Kamerleden zal leiden tot een verbetering van deze zaken. Zeker omdat dit een reductie van het aantal specialisten zal betekenen, juist in de kleinere fracties.

Het tweede punt dat werd genoemd in de memorie van toelichting lijkt nu minder relevant. Hoewel er nog wel parlementariërs in internationale organen zitten, is het belangrijkste (namelijk het Europees Parlement) tegenwoordig direct gekozen. Het dubbelmandaat is afgeschaft, waardoor Kamerleden zich helemaal op 'Den Haag' kunnen richten.

Sinds de jaren 1950 is de bevolking toegenomen van ongeveer 10 tot 16 miljoen. De verhouding tussen het aantal burgers en het aantal Tweede Kamerleden is nu dus nog schever (1 kamerlid op 106 duizend mensen) dan voor de uitbreiding tot 150 Kamerleden (1 kamerlid op 100 mensen). Het is interessant wat CPN-kamerlid Haken daar destijds over zei:
"Naar ons oordeel is een aantal van 100 Kamerleden op een totaal van ruim vijf millioen uitgebrachte stemmen, dus bij een kiesdeler van ruim 50000 stemmen, een wanverhouding, die bijna nergens in een land, waar de burgerlijke democratie nog aanwezig is, gevonden wordt."
Hoewel er vandaag de dag natuurlijk veel meer manieren zijn om contact te houden met burgers, is de verhouding tussen het aantal Kamerleden en de bevolkingsomvang door de tijd heen weer verslechterd. Als de omvang van de Kamer beperkt zou worden, zouden we nog maar 1 Kamerlid op 160.000 mensen hebben. Zelfs met Twitter, Hyves en Facebook bemoeilijkt dat het contact. Terwijl juist over de afstand tussen kiezer en politicus zoveel ontevredenheid heerst.

Daarbij komt nog dat het Nederlandse parlement nog steeds zeer bescheiden van omvang is. Vrijwel alle parlementen in omliggende landen zijn aanmerkelijk groter in verhouding tot de bevolking. Dat was voor 1956 zo, en dat is nu zo. Nederland heeft dus al een relatief 'efficiënte' volksvertegenwoordiging.

Recente ontwikkelingen geven niet meer aanleiding tot het beperken van het aantal Kamerleden. De hoop dat een beperking van het aantal Kamerleden tot meer debatten op hoofdlijnen leidt is ijdel. Het leidt eerder tot debatten om 'headlines'. Daarnaast: debatten op hoofdlijnen zijn soms belangrijk, maar ook de kwaliteit van de wetgeving is van belang. En om dat te beoordelen is een goede kennis van specifieke onderwerpen zeer noodzakelijk. De huidige cultuur van 'spoeddebatje hier, spoeddebatje daar' kan beter worden tegengegaan door daar een iets hogere drempel voor op te werpen, bijvoorbeeld 50 i.p.v. 30 Kamerleden. Dan gooi je het Kamerlid niet met het badwater weg.
Het voorstel van GroenLinks om het aantal Kamerleden te verminderen, maar hun ondersteuning te versterken werkt ook niet. Betere ondersteuning is prima. Maar de keuze voor benoemde adviseurs in plaats van gekozen volksvertegenwoordigers leidt eerder tot een afname van de democratische controle - en het leidt uiteindelijk ook niet tot besparingen.

De argumenten uit de jaren 1950 blijken dus nog steeds actueel: er is zorg over de zwaarte van het Kamerwerk en de band tussen kiezer en gekozene. Het Nederlandse parlement is al relatief klein. Het verkleinen van de Kamer biedt geen oplossing voor het probleem dat de 'waan van de dag' regeert. Minder Kamerleden leiden eerder tot minder wetgevingskwaliteit, een nog lossere band tussen politici en bevolking en een verdere verheadlining van het parlement.

vrijdag 16 april 2010

Veel goede kandidaten, te weinig plekken...

Van de onvolprezen en gevreesde wetenschapper Huib Pellikaan leerde ik wat rationeel handelen is: je preferenties volgen. Dan moet je natuurlijk wel preferenties hebben, iets wat je je soms wel eens afvraagt als een journalist, op zoek naar de-man-in-de-straat, zijn microfoon onder de neus van een willekeurige voorbijganger steekt. Zonder preferentie-ordening kun je niet rationeel handelen. Nou is de ratio wellicht niet alles, maar een beetje een geïnformeerde keuze over belangrijke zaken is toch wel handig. Zo ook voor de kandidatenlijst van GroenLinks.

Bij GroenLinks adviseert de kandidatenlijst niet per plek, maar per blok. Daardoor is de advieslijst niet is dichtgetimmerd, maar kandidaten worden voor een bepaalde range aan posities op de lijst geadviseerd, bijvoorbeeld plek 2-5 of plek 10-15. Vervolgens mogen zij zich voor elke plek op de lijst kandideren. Dan kun je dus voor één plek wel 8 of 9 kandidaten hebben. Dat wordt nogal een lastige keus voor een eenvoudige congresbezoeker zoals ondergetekende. Die doet er dan ook verstandig aan om een preferentie-ordening van kandidaten te maken. Dan kun je bij elke mogelijke combinatie van kandidaten stemmen op degene die het hoogste op je lijstje staat. Hierbij mijn eigen lijstje:

1. Femke Halsema
2. Liesbeth van Tongeren
3. Jolande Sap
4. Jaap Dirkmaat
5. Bruno Braakhuis
6. Mariko Peters
7. Bert van Boggelen
8. Ineke van Gent
9. Tofik Dibi
10. Natasja van den Berg
11. Niels van den Berge
12. Symone de Bruin
13. Jesse Klaver
14. Linda Voortman
15. Rik Grashoff
16. Jenneke van Pijpen
17. Maarten van der Meer
18. Floor Kaspers
19. Carla Brugman
20. Paul Smeulders

Waarom nu juist deze ordening, uit de welhaast ontelbare mogelijkheden? Voor mij zijn belangrijke zaken voor een geschikt Kamerlid:

1. (Dossier)kennis Generalisten zijn belangrijk, maar je hebt er al snel te veel van. Juist mensen met ervaring 'in het veld' zijn volgens mij een aanwinst voor de fractie.
2. Ervaring Eén van de problemen die ten grondslag liggen aan het hijgerige karakter van de Nederlandse politiek op dit moment, is naar mijn inzicht de hoge doorloopsnelheid van Kamerleden. Het is dus een goede zaak als onze twee meest ervaren Kamerleden dispensatie krijgen voor een vierde termijn en hoog op de lijst komen.
3. Passie voor politiek Een goed Kamerlid doet zijn werk in de Kamer. Daarbij hoort natuurlijk het verkopen van de boodschap in de pers, maar dat is volgens mij secundair. Je kunt geen goed Kamerlid zijn door alleen bij P&W te zitten, wel als je helemaal opgaat in het Kamerwerk. Het liefste zie ik dat Kamerleden dat weten te combineren, maar passie voor de dossiers en het politieke handwerk vind ik meer relevant dan media-uitstraling.

Oh ja, ook een dosis Zeeuws' en DWARS' chauvinisme. Nu maar zien of de voorspelling van Vincent Kagie uitkomt.