Pages

maandag 18 januari 2010

Kleine partijen bijna even groot als grote drie

De kleinere Nederlandse politieke partijen tezamen hebben bijna even veel leden als de grote drie gezamenlijk. Dit blijkt uit cijfers van het Documentatiecentrum voor Nederlandse Politieke Partijen. De cijfers laten een continuering van een langjarige trend zien. De grote drie partijen (CDA, PvdA, VVD) samen waren in 1980 nog 3,5 keer zo groot qua ledenaantal dan de kleinere partijen en één decennium geleden nog steeds 2 keer zo groot als de kleintjes. Deze voorsprong zijn ze kwijt. Deze ontwikkeling weerspiegelt de fragmentatie van het Nederlandse politieke landschap. In de laatste Politieke Barometer halen CDA, PvdA en VVD samen immers ook maar 72 zetels.



Binnen de groep van kleinere partijen zijn wel duidelijke verschuivingen te zien. Grote winnaar is D66, dat zo'n 6000 nieuwe leden mag bijschrijven. De SP, traditioneel een sterke groeier, laat juist een afname van 4000 leden zien. In dat opzicht weerspiegelen de ledenaantallen de gepeilde zetelaantallen. De Partij voor de Dieren doet het ook goed en komt voor het eerst boven de 10.000 leden uit. De PvdA verliest 2000 leden; de overige partijen stijgen of dalen enkele honderden leden.

In bovenstaande figuur is te zien dat beide groepen partijen boven hun trendlijn zitten. Dat betekent dat de grotere partijen minder snel leden verliezen dan voorheen; de kleinere partijen groeien sneller dan in het verleden. In totaal is er dan ook sprake van een lichte ledengroei van politieke partijen in Nederland. Aangezien de bevolking natuurlijk ook toeneemt blijft het percentage van partijleden op het totaal aantal kiesgerechtigden rond de 2,5 procent zitten. In vergelijkend opzicht behoort Nederland daarmee tot de lage middenmoot.

Ledenaantallen van politieke partijen 1978-2010 (bron: DNPP)
Bron cijfers: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen

donderdag 14 januari 2010

Crisisperikelen, de NOS en de debatkwaliteiten

Gisteren de hele avond mijn favoriete soap gekeken. Een hele avond vermaak voor nop. «Op kosten van de belastingbetaler!» zouden VVD en consorten zeggen. Inderdaad. En dat is maar goed ook. Het laatste stukje heb ik wel gemist, want het debat duurde nogal lang - met aan het einde veel herhalingen. Een echte soap dus. Die arme Ruud Koole zat daar keurig geschminkt bij NOVA...

Vanochtend dus maar even het NOS journaal aangezet om de laatste uitkomsten van het debat te horen. De ochtendploeg had waarschijnlijk het debat niet echt gevolgd. Want welke politicus krijgt de eerste soundbite uit het debat? Wilders. De hele avond nauwelijks gehoord!

Wat Wilders zei was natuurlijk ook niet echt verrassend of vernieuwend - al had het me niet echt verbaasd als hij had gezegd dat deze hele crisis de schuld is van de Irakese moslims. Ook Agnes Kant was weer niet echt sterk. Oprecht getergd, dat wel. Maar dat komt in het debat meestal niet echt goed van pas.

Pechtold en Halsema hadden een sterke bijdrage. Al struikelde Pechtold soms een beetje over zijn eigen enthousiasme. Ook Kees van der Staaij (SGP) was goed in vorm, beetje nerveus maar sterk. Die bereid zich al voor op zijn komende fractievoorzitterschap. Hij had natuurlijk ook een vrije rol, die het maken van een gedegen analyse mogelijk maakt. Over die rol zegt hij op de SGP website heel mooi:
"Iedereen, coalitie, oppositie, en ook wij als SGP, die daar tussenin staan, moeten dat in onze oren knopen."


De coalitiepartijen hadden het natuurlijk wel minder makkelijk. Hamer deed het, naar mijn smaak, niet eens zo slecht. Als ze het over de hoofdlijn had was ze sterk ("Eerst verwees Balkenende het rapport zowat naar de prullenbak en nu neemt hij het als leidend voor de kabinetsreactie"). Op detailvragen van Rutte wist ze het antwoord echter niet echt te vinden. In ieder geval was het sterker dan het verhaal van Van Geel, die volgens mij beter een spinnerij kan beginnen met al dat wollige taalgebruik van hem. Volgens mij was het probleem niet dat de premier op dinsdag onduidelijk was geweest - eerder té duidelijk!

Hoe nu verder? Zou het CDA verlenging van de missie in Uruzgan gaan eisen als payback voor hun tegemoetkoming? Dat wordt nog een lastige. Probleem voor de PvdA is dat het electoraal gezien niet handig is om op dat onderwerp te breken. Nog maar even uitstellen dan totdat de rapporten over de bezuinigingen binnen zijn. Wat dat gaat pas echt pijn doen!

zondag 10 januari 2010

Stemgedrag gemeenteraad Leiden

Kortgeleden tijdens een campagneborrel van GroenLinks werd er stoer gesproken over afwijkend stemgedrag van GroenLinks in de gemeenteraad de dag ervoor. De vraag is dan natuurlijk: is dat een incident of komt dat wel vaker voor? Dankzij de database van Wat stemt mijn raad? is dit vrij gemakkelijk te onderzoeken.

De database van Wat stemt mijn raad bevat 225 stemmingen van de Leidse gemeenteraad uit het jaar 2009. In 117 van die stemmingen stemmen alle (aanwezige) partijen vóór. Dat zijn vaak de meer technische voorstellen of voorstellen waarover eigenlijk weinig discussie bestaat: een meerderheid, blijkbaar! Overigens is dit niet zo vreemd, want dat zie je bijvoorbeeld ook in de Tweede Kamer.

De 108 stemmingen waarbij niet iedereen voor stemt, kun je gebruiken om een ruimtelijk model van de Leidse partijen te maken. De figuur hieronder is op die manier gemaakt met behulp van WNOMINATE in R. Partijen die dicht bij elkaar staan stemmen vaak hetzelfde, partijen die ver van elkaar staan stemmen vaak anders.



Het model hierboven is tweedimensionaal, maar je kunt ook een eendimensionale oplossing maken met WNOMINATE (zie onderaan de post). Een tweedimensionale oplossing komt echter iets beter overeen met het stemgedrag van de partijen. In het horizontale vlak is een duidelijke tegenstelling tussen coalitie (CDA, VVD, PvdA, GL) en oppositie te zien. Alleen de CU staat als oppositiepartij dicht in de buurt van de coalitie. Vooral de PvdA en GroenLinks stemmen bijna altijd hetzelfde. In de Tweede Kamer is ook altijd een duidelijk coalitie-effect te zien bij stemmingen; in Leiden is het niet anders. Stemgedrag wordt eerder door coalitielidmaatschap dan door ideologische positie bepaald.
Verticaal gezien zien we verschillen tussen VVD en SLO aan de ene kant en CU en LL aan de andere kant. Dit gaat echter om een beperkt aantal stemmingen.

Helaas bevat de database alleen informatie over de stemmingen in 2009. Het zou interessant zijn om te kijken hoe het stemgedrag is veranderd na de tussentijdse wisseling in het college van B&W in 2007.



(Het ééndimensionale model met de scores op de x-as: VVD en SP stemmen het meest verschillend)