Pages

vrijdag 18 maart 2011

Kernenergie: veroordeeld tot de status quo

Nut en noodzaak van kernenergie staan net als 25 jaar weer stevig ter discussie na een ernstig ongeluk in een kerncentrale. Net als in het midden van de jaren '80 raakte kernenergie de afgelopen jaren steeds meer geaccepteerd, maar de gebeurtissen in Japan lijken dat hernieuwde vertrouwen weer een stevige dreun te hebben gegeven. Of u dat nu onkies vindt of niet, het debat over de wenselijkheid van atoomstroom staat weer op de agenda.

Los van de vraag naar mijn persoonlijke voorkeur lijken er twee houdbare posities in dit debat te zijn. Aan de ene kant staan tegenstanders die kernenergie afwijzen vanwege veiligheids- en afvalproblemen en omdat het een transitie naar echt duurzame energieopwekking alleen maar tegen zou houden. Aan de andere kant staan voorstanders die wijzen op de relatief geringe CO2-uitstoot van kernenergie, olie-afhankelijkheid en beargumenteren dat de risico's van kernenergieproductie en opslag van radioactieve materialen goed hanteerbaar zouden zijn. Tegenstanders willen zo snel mogelijk af van kerncentrales, voorstanders willen graag nieuwe centrales bouwen, waarbij zij er (terecht) op wijzen dat deze veiliger zijn dan oude centrales. Diezelfde voorstanders zouden dan overigens ook moeten beargumenteren dat oude centrales moeten worden vervangen, in plaats van steeds langer opengehouden.

De slinger van de publieke opinie zorgt er echter voor dat geen van beide keuzes echt wordt gemaakt. De kerncentrale in Borselle zou in 2004 gesloten worden, maar een volgend rechts kabinet draaide dit besluit terug. In Duitsland tot voor kort precies hetzelfde verhaal. Aan de andere kant maken ernstige incidenten als dat in Japan het ook zeer lastig om de handen op elkaar te krijgen voor nieuwe centrales. Het resultaat is dat de status quo regeert: we zitten opgescheept met een draak van een compromis. Relatief veel oude centrales die steeds maar niet gesloten kunnen worden en dus steeds maar weer worden opgelapt.

Er is behoefte aan een lange-termijnvisie die over een langere periode consequent wordt uitgewerkt. Die visie moet op lange termijn uitmonden in een volledig duurzame energievoorziening. Als kernenergie daar (in de transitieperiode) deel van zou uitmaken - liever niet - dan wel op een moderne manier. Als we onszelf veroordelen tot de status quo, bewijzen we onszelf en de toekomstige generaties allerminst een dienst.

zondag 13 maart 2011

Analyse verkiezingsuitslag in Leiden: coalitie verliest licht

De uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen in Leiden is geen nieuws meer. D66 werd net aan de grootste partij in de sleutelstad, twee stemmen voor de PvdA. Dankzij een dataset met een uitslag uitgesplitst per stembureau en kandidaat, die de gemeente Leiden mij ter beschikking stelde, kunnen we nu echter ook wat meer zeggen over de spreiding over de verschillende wijken en de Leidse voorkeursstemmen.



Het algemene beeld in de laatste zes verkiezingen in Leiden is duidelijk: D66 wint, de PVV heeft voet aan de grond gekregen en het CDA verliest dramatisch. De christen-democraten verloren sinds de Tweede Kamerverkiezingen in 2006 steeds terrein, tot een dieptepunt van 5,9% van de Leidse stemmen bij de Provinciale Statenverkiezingen. Het CDA doet het in Leiden dus nog zelfs iets slechter dan bij de Tweede Kamerverkiezingen in juni, terwijl de opkomstbereidheid van de christendemocratische kiezer doorgaangs hoger is. De ChristenUnie deed het ook niet erg goed, maar won wel licht ten opzichte van juni 2010. De grote winnaars, D66, wisten weer een sterke uitslag te realiseren in Leiden, duidelijk hoger dan in juni bij de Tweede Kamer, maar tevens duidelijk lager dan bij de Europese Verkiezingen (2009) en de laatste Gemeenteraadsverkiezingen. De PvdA deed het bij die laatste twee verkiezingen juist relatief slecht in Leiden, maar is nu in Leiden weer ongeveer op het niveau van de provincieverkiezingen van 2007. GroenLinks evenaart de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen in juni, maar weet de goede uitslag van de Europese verkiezingen niet te evenaren. De SP lijkt weer uit een dal te klimmen en boekt de beste uitslag van de laatste vier verkiezingen, hoewel onder de topscore uit 2007.

De PVV wist in Leiden, net als in de rest van het land, haar topscore van juni niet te evenaren en viel terug tot onder de 10%. Dat lijkt ook in Leiden met de opkomst samen te hangen: in stembureaus waar meer kiezers kwamen opdagen, stemden significant minder mensen op de PVV (correlatie -0.57). De PVV verloor ten opzichte van juni vooral in de wijken waar ze het eerst goed deed: Leiden Noord en de Stevenshof (in beide wijken van ongeveer 25% naar ongeveer 15). Bij de VVD is een soortgelijke terugval ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen te zien, zij het minder sterk. Al met al kregen de landelijke coalitiepartijen in de sleutelstad dus minder stemmen dan bij de Tweede Kamerverkiezingen in juni. Of dat nu komt doordat mensen van mening zijn veranderd of omdat de opkomst onder VVD-, CDA- en PVV-kiezers lager is, kunnen we op basis van deze cijfers moeilijk zeggen, maar blijkbaar is het enthousiasme onder deze kiezers in ieder geval beperkt.
Uitslag in Leiden uitgesplitst naar politieke blokken

Stemgedrag per wijk
Net als in eerdere verkiezingen waren de kiezers voor de verschillende partijen niet gelijk over de stad verdeeld. In de onderstaande tabel staan de percentages voor elke partij in de negen kiesdistricten van Leiden (en stembureau Leiden Centraal). De gekleurde balkjes geven aan waar partijen het relatief goed deden. Zo scoorde D66 in alle wijken boven de 10 procent, maar wist ze vooral in de Binnenstad en het Boerhaavedistrict goed te scoren. Hetzelfde patroon zien we bij GroenLinks, terwijl PVV en SP juist in deze wijken zwak scoren: zij doen het goed in Noord en de Stevenshof. De PvdA houdt een beetje in het midden: goede scores in Noord/Stevenshof, maar ook in de wijken in het Zuiden en Zuid-Oosten van de stad. Nieuwkomer 50PLUS doet het net als CDA en VVD goed in de wijken buiten het centrum.
Stempercentages Provinciale Staten 2001 per wijk

De gegevens uit de tabel zijn gevisualiseerd in onder staand figuur (met behulp van een correspondentieanalyse). In deze 'ruimte' staan zowel partijen als wijken. Als een partij dicht bij een wijk staat, betekent dit dat de partij het relatief goed deed in die wijk. Staan ze ver af van een wijk, dan deed de partij het daar relatief slecht. De gegevens uit de tabel kunnen niet perfect worden weergegeven in het tweedimensionale figuur, maar geeft toch een redelijke indruk van de patronen. Er lijken twee tegenstellingen een rol te spelen. Aan de ene kant zijn er 'volkswijken' tegenover 'liberale wijken': ofwel wijken waar volkspartijen als PVV, SP (en nu ook weer de PvdA) het relatief goed deden (bijv. Stevenshof, Mors, Noord), en wijken waar D66, GroenLinks en in mindere mate de VVD goed scoorden (m.n. Binnenstad, Boerhavedistrict en Stationsdistrict). Daarnaast lijkt er een tegenstelling tussen de woonwijken aan de rand van de stad, waar CDA, VVD en 50PLUS goed scoorden, en de wijken die in of dicht bij het centrum liggen. De hier gevonden stempatronen lijken erg op die bij de Gemeenteraadsverkiezingen en Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar. 



Voorkeursstemmen
Van de ruim 54.000 stemmen in Leiden werden er uim 25.500 niet op de lijsttrekker uitgebracht. In de top-10 van voorkeursstemmen zien we daarom ook een aantal runners-up terug. Bij de nummers twee van PvdA en VVD zal hun Leidse achtergrond daarbij vast een rol hebben gespeeld. De nummer twee van GroenLinks, afkomstig uit Voorschoten, wist in Leiden zelfs meer stemmen te halen dan haar lijsttrekker. GroenLinkers zijn dan ook notoire hoogste-vrouw stemmers. 

Voorkeursstemmen in Leiden (PS 2011)
In de top-10 van Leidse kandidaten doen zoals te verwachten vooral de hooggeplaatste politici het goed. Desalniettemin deden bijvoorbeeld Eva de Bakker (SP) en Joost Röselaers (D66) het behoorlijk goed voor kandidaten die vijfde respectievelijk achtste waren geplaatst. Opvallend is ook de goede score van raadslid en D66-kandidaat nummer 42, Elze 't Hart. 

Voorkeursstemmen in Leiden op Leidse kandidaten (PS 2011)

De verdeling tussen mannen en vrouwen was opvallend gelijk. In totaal stemde 50,5% van de Leidse kiezers op een man en 49,5% op een vrouw. Dit vertaalt zich echter niet in een gelijke verdeling in de staten, waar 'slechts' 19 van de 55 gekozenen vrouw zijn.

Met dank aan de gemeente Leiden voor het beschikbaar stellen van de data. Zie de gemeentelijke website voor meer verkiezingsuitslagen.

donderdag 3 maart 2011

Eerste Kamer blijkt lastig te peilen

Voorafgaande aan de verkiezingen voor de Provinciale Staten kwamen de peilingbureaus met inschattingen wat deze verkiezingen zouden betekenen voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Peilen is niet eenvoudig en voor de Eerste Kamer al helemaal niet: verschuivingen in één bepaalde provincie kunnen net het verschil maken in de Senaat. Dat blijkt ook uit een vergelijking van de peilingen/prognoses met de (voorlopige) uitslag.



Op dit weblog heb ik de laatste weken prognoses voor de Eerste Kamer gepubliceerd, gebaseerd op Tweede Kamerpeilingen (TNS NIPO, Peil en Synovate), opkomstverwachtingen en regionale verschillen in partijkeur. De vergelijking van mijn laatste model op basis van de peilingen tot en met 2 maart laat zien dat deze aanpak redelijk succesvol was. In onderstaande figuur staat de laatste verwachting, waarbij het aantal verwachte zetels (volgens het ANP) grijs is gekleurd. Bij een aantal partijen is de meest waarschijnlijke verwachting bewaarheid geworden: ChristenUnie, D66, SGP en de overigen behaalden even veel zetels als verwacht. Bij een aantal andere partijen lag het uiteindelijke percentage ruim binnen de foutmarge: GroenLinks, PvdA, PvdD, SP en VVD. Alleen bij het CDA (en in zekere zin ook bij de PVV) is dit niet het geval: deze partij deed het met 11 zetels duidelijk beter dan verwacht. Slechts in één van de 1000 simulaties van het model kreeg het CDA dat aantal. CDA’ers blijken nog trouwer te zijn opgekomen dan verwacht, maar er kan ook sprake zijn van een last-minute ‘pity swing’: stemmers voor de coalitie die niet wilden dat de meest rechtse partijen in de coalitie de overhand zouden krijgen.

Simulaties Eerste Kamer model: vergelijking met uitslag
(grijze staven geven gerealiseerd zetelaantal aan volgens verwachting ANP)

In vergelijking met de laatste Eerste Kamer peilingen van Peil.nl (Maurice de Hond) en Synovate (Politieke Barometer) deed het hier gepubliceerde model het goed. De grote peilingbureaus zaten er beide 14 zetels naast, terwijl de prognose van deze site er ‘slechts’ 8 zetels naast zat. Daarmee deden de grote bureaus het slechter dan bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen, toen ze er ook zo’n 15 zetels naast zaten, maar toen op een totaal van 150 (nu 14 op 75 zetels). Alleen de exit poll van Synovate deed het nog beter: die zat er 4 zetels naast. Helaas voor de samenstellers van de exit poll zat die afwijking nu juist in het verschil tussen oppositie en coalitie (de coalitie stond in de exit poll op 35, maar lijkt uiteindelijk af te stevenen op 37).



Bovenstaand beeld laat zien dat het loont om de gegevens van verschillende peilingbureaus te combineren. Daardoor worden bijvoorbeeld uitschieters uitgevlakt. Daarnaast lijkt het er op dat de hier gebruikte methodiek van het omrekenen van de uitslag naar de Provinciale Staten beter werkt dan de omrekenmethodes van de peilingbureaus – hoewel dat lastig te zeggen is omdat zij niet erg duidelijk zijn hoe ze tot hun Eerste Kamer prognoses komen. Daarnaast is het van belang om duidelijk te maken welke onzekerheidsmarges een rol spelen. Dat kan wellicht voorkomen dat er zure stukjes in kranten verschijnen waarin wordt gemeld dat peilingen ‘er altijd naast zitten’. Peilingen hebben onzekerheidsmarges en daarmee moet rekening worden gehouden: één zetel afwijking per partij betekent niet dat de peiling niet deugt, want dat valt binnen de foutmarge. Aan de wetten van de steekproeftrekking ontkomt namelijk niemand.