Pages

dinsdag 23 maart 2010

GroenLinksprogramma zet in op groen

Het GroenLinks concept-verkiezingsprogramma is in vergelijking met het programma van vier jaar geleden erg groen. Dat blijkt uit een analyse van het woordgebruik in beide programma's. Waar er in 2006 nog relatief veel werd gesproken over mensen, jongeren, gehandicapten, leeftijd en politie, stonden in 2010 vaak woorden als energie, groen, groene, stroom en auto in het verkiezingsprogramma.

De analyse werd uitgevoerd op een tabel waarin stond hoe vaak in elk van de programma's elk woord voorkomt. Volgens een procedure van Monroe et al. kun je vervolgens onderscheid maken naar woorden die singificant vaker voorkomen in het ene programma of het andere. In dit geval dus in 2006 of in 2010. In onderstaande figuur staan die woorden weergegeven. De horizontale as geeft aan hoe vaak een woord wordt gebruikt (logaritme van de frequentie) in beide verkiezingsprogramma's samen. Woorden die ver naar rechts staan worden dus vaak gebruikt. Op de verticale as wordt onderscheid gemaakt tussen 2006 en 2010. In deze figuur staan woorden die vaak in 2006 worden gebruikt bovenaan en woorden die vaak in 2010 worden gebruikt onderaan. Een aantal veelgebruikte woorden werd in deze analyse weggelaten.



Zo is te zien dat in 2006 het woord 'willen' vaak wordt gebruikt (veel vaker dan in 2010), terwijl in 2010 het woord 'wil' relatief veel aan bod komt. Dat komt omdat het programma van 2006 vaak de zin 'wij willen...' bevat, terwijl in het programma van 2010 vaak 'GroenLinks wil...' staat. Wellicht een stylistische keuze, maar het zegt ook wat over de manier waarop GroenLinks zich presenteert (of 'wij ons presenteren' ;-)).

Verder valt op dat een aantal worden uit de veiligheidssector en de sociale sector vooral in 2006 wordt gebruikt (politie, vrouwen, jongeren, geweld, gehandicapten), terwijl in 2010 juist 'groene' woorden het goed doen (groen, energie, groene, stroom, auto). Daarnaast is er in 2006 meer aandacht voor internationale onderwerpen ('verenigde' [naties/staten], 'landen') en cijfers ('procent'). In 2010 wordt juist meer gesproken over de uitdagingen op de langere termijn ('investeringen', 'toekomst'). Opvallend is ook dat in 2010 het woord 'regering' vaak voorkomt (15 keer, in 2006 maar éénmaal). Blijkbaar is de ambitie van meeregeren concreet en gaat GroenLinks er echt voor; in ieder geval wordt het woord 'regering' niet gebruikt om de vorige regering vliegen af te vangen, maar juist om te zeggen wat de nieuwe regering allemaal moet doen en wat de rol van GroenLinks daar in is.

Natuurlijk zegt een puur kwantitatieve analyse als deze niet alles; een kwalitatieve inhoudelijke vergelijking kan veel meer verschillen naar voren brengen. Bijvoorbeeld over het percentage BNP voor ontwikkelingssamenwerking of over bestuurlijke vernieuwing. Deze snelle analyse van het woordgebruik geeft desondanks al een aardig inzicht in de prioriteiten van GroenLinks voor de komende periode.

maandag 15 maart 2010

Lijst (geen flauw be)nul

BNN, dat was toch die omroep die toch geen nier weggaf? De donorshow was een provorcerende actie die veel discussie opriep. Geslaagd dus, al leverde het uiteindelijk maar een korte piek van donorregistraties op.

Nu komt deze omroep weer met een voorstel dat enige discussie kan oproepen. Lijst 0, het politieke tv-programma voor jongeren, staat dit jaar in het teken van de oprichting van een eigen jongerenpartij. Gedurende de duur van het programma worden kandidaten geselecteerd, een programma geschreven en campagne gevoerd.

Je vraagt je dan af: is dat dan de taak van een omroep, het oprichten van een politieke partij? Dat denk ik namelijk niet. Allereerst kun je je natuurlijk afvragen of een omroep wel zo'n duidelijke band met één partij zou moeten hebben. Dat de VARA aan linksige journalistiek zou doen, en Wakker Nederland een fatsoenlijk rechts geluid laat horen, vind ik allemaal te verdedigen vanuit het oogpunt van pluriformiteit. Geen van deze omroepen volgt echter (vrijwel) uitsluitend één partij. Balkenende en Rutte zitten gewoon bij P&W aan tafel, en Cohen en Halsema straks vast ook in het ochtendprogramma van Wakker Nederland. Het is zeer de vraag of het toe te laten is om omroepgeld en zendtijd voor de oprichting van een partij te besteden. Ik dacht dat we de verzuiling met stevige banden tussen partij en omroep nu toch wel achter ons hadden gelaten?

Nog erger aan de nieuwe opzet van Lijst 0 is dat het een vervormd beeld geeft van democratie. Het programma wordt gemaakt vanuit het idee dat partijen jongeren niet vertegenwoordigen: 'de politiek' luistert niet naar jongeren, dus moeten we een eigen partij oprichten. Natuurlijk, het staat iedereen vrij om een eigen partij op te richten. Maar als iedereen z'n eigen partij op zou gaan richten, krijgen we wel heel rare verkiezingen. Uiteindelijk gaat het voor de meeste mensen toch om het maken van een keuze tussen partijen. En in Nederland hebben we partijen met heel verschillende standpunten die allemaal een reële kans maken op een zetel. Dus doe niet alsof het allemaal één pot nat is, maar laat de verschillen tussen partijen zien: kritisch en journalistiek.

Zijn mensen nou echt geïnteresseerd in hoe de kandidaatstellingsprocedure werkt, hoe je een programma schrijft of hoe je campagne voert? Daar gaat het bij verkiezingen toch niet in de eerste plaats om? Het gaat er om met wie je het eens bent, welke kandidaat je het toevertrouwt om jou te vertegenwoordigen in de Tweede Kamer.

Wellicht onbewust draagt BNN met zo'n programma dus helemaal niet bij tot een beter functioneren van de representatieve democratie, maar tot het afkalven ervan. Juist door net te doen alsof er geen keuze is en de procedure voor de inhoud te stellen, wek je het anti-establishment gevoel alleen maar op. Ik hoop maar dat het weer een stunt is van BNN en anders in ieder geval dat Nederlandse jongeren verstandig zijn en de partij evenveel stemmen bezorgen als het lijstnummer: 0.

zaterdag 13 maart 2010

Hertelling Rotterdam: Grote getallen, kleine verschillen

Nu stemcomputers voorlopig niet zijn toegestaan, steken de problemen met het organiseren van verkiezingen de kop op. De meeste van die problemen eigenlijk helemaal niks te maken hebben met potloodstemmen (twee-in-één-hokje, identificatie, machtigingen). Maar ook met het tellen blijkt hier en daar wat fout te gaan. Zelfs dusdanig veel dat op diverse plaatsen herteld is. De belangrijkste daarvan is natuurlijk Rotterdam, waar 750 ambtenaren werden ingeschakeld om 222.842 stemmen opnieuw te tellen. Althans, het bleken er ruim 222 duizend te zijn, ruim 1200 meer dan in de oorspronkelijke telling.

De hertelling in Rotterdam geeft een uniek inzicht in de foutmarge die bij het tellen van stemmen geldt. Nu is een probleem met de analyse van de gegevens van de hertelling dat we nog steeds niet weten wat nou de 'echte' uitslag is. Als je nog een keer zou hertellen, zou je waarschijnlijk weer een andere uitslag krijgen. Maar als we het verschil tussen de twee tellingen als indicatie nemen van de foutmarge, krijgen we wel een idee waar we aan moeten denken.

In onderstaande figuur is het aantal stemmen (volgens hertelling) voor een partij afgezet tegen het verschil tussen de twee tellingen. Vrijwel alle partijen bleken na hertelling meer stemmen de hebben gekregen dan in de oorspronkelijke telling was weergegeven. Hoe groter de partij, hoe groter het verschil. De gestippelde regressielijn geeft het verband tussen het aantal stemmen en het verschil aan (Adj. R2=0,6102).
We zien opmerkelijke verschillen tussen de partijen. Zo hebben PvdA en Leefbaar Rotterdam (LR) ongeveer even veel stemmen, maar de PvdA kreeg na hertelling 100 stemmen extra erbij vergeleken met LR. Bij D66 en CDA was het stemmenverschil ook niet zo groot, maar het CDA kreeg er slechts 15 stemmen bij, terwijl D66 er 279 bij kreeg. Een verklaring is wellicht gelegen in het feit dat er in bepaalde stembureaus relatief veel fouten kunnen zijn gemaakt. Hierover presenteert de gemeente echter (vooralsnog) geen cijfers. De verschillen tussen partijen zijn ook niet statistisch significant.

Als we het aantal fouten uitdrukken in een percentage van het aantal stemmen op de partij, krijg je het volgende overzicht. Hier is te zien dat ruim 1% van de stemmen van D66 en GroenLinks oorspronkelijk niet geteld was. Bij het CDA was dit percentage slechts 0,1%. Stel nu het percentage zou 1,3% geweest zijn voor Leefbaar en 0,1% voor de PvdA. In dat geval zou Leefbaar de PvdA voorbij zijn gestreefd. Dat was hier niet het geval, maar het geeft in ieder geval aan dat de hertelling niet onterecht was.


Welke vuistregel moeten we nu hanteren voor het hertellen? De kieswet stelt dat er voor een hertelling een ernstig vermoeden van fouten moet bestaan, welke zouden kunnen resulteren in verschillen in de zetelverdeling. Restzetels worden soms met enkele tientallen stemmen verschil toegewezen aan een partij. In dat geval zou een hertelling dus een ander resultaat op kunnen leveren. Echter, hertelling is eigenlijk alleen mogelijk wanneer een ernstig vermoeden van fouten bestaat. Zonder zo'n vermoeden kan er dus niet worden herteld, terwijl de uitslag in voorkomende gevallen net zo goed anders had kunnen zijn.

De telling vindt niet onder ideale omstandigheden plaats. Hij wordt uitgevoerd door mensen die al een (deel van een) dag op het stembureau hebben gezeten, 's avonds na 21.00 uur en vaak nog onder enige tijdsdruk om het resultaat bekend te kunnen maken. Dan is het niet zo raar dat er hier en daar een fout wordt gemaakt. Helaas zien we dat die fouten wel van invloed kunnen zijn op het eindresultaat. Daarbij is het ook nog zo dat vaak niet de officiële telprocedure wordt gevolgd.​ In die procedure zijn waarborgen opgenomen, zoals het op verschillende manieren tellen (eerst per lijst, dan per kandidaat, etc.). Het is wellicht dus zaak om die procedures beter onder de aandacht van de stembureau's te brengen. Daarnaast is het wellicht goed om een aantal frisse krachten te laten aanrukken voor het tellen van de stemmen. Bij de laatste Europese verkiezingen heb ik ook geholpen en dat is ook nog eens best gezellig. Dus: wilt u zeker zijn dat uw stem meetelt, tel dan zelf ook mee!

Gemeenteraadsverkiezingen Leiden 1990-2010: Trends

De uitslagen van de recente gemeenteraadsverkiezingen werden natuurlijk vergeleken met die van vier jaar geleden. Er waren grote verschuivingen in vele gemeenten, zeker ook in Leiden. Maar er wordt niet echt gekeken naar het beeld op een wat langere termijn. Dat historische beeld zegt juist ook iets over hoe uitzonderlijk (of niet) de meest recente uitslagen zijn. Is het een eenmalige 'anomalie', een trendbreuk of past het in het langetermijnplaatje?



In de grafiek hierboven staat het percentage van de stemmen voor de 'rechtse' partijen in Leiden in de periode 1990-2010 (alleen partijen die nu nog in de raad zitten), ontleend aan de rapportages van de gemeente Leiden. Het onderscheid hier tussen links en rechts is overigens puur om de grafiekjes leesbaar te houden.
De VVD is sinds de verkiezingen van 1994 de grootste partij in dit blok, met als hoogtepunt de verkiezingen van 1998. Dat beeld komt natuurlijk overeen met de goede uitslag van de VVD bij de Tweede Kamerverkiezingen van dat jaar. Daarna gaat het steeds minder goed met de VVD: in 2002 en 2006 een scherpe daling en nu stabilisering. Voor de VVD geldt desondanks (net als voor een aantal andere partijen) dat de verkiezingen van 2010 de slechtste uitslag in 20 jaar lieten zien.

Voor het CDA is het beeld ook niet al te florisant. Met name in de jaren 1990 is er een sterke teruggang van het stemmenaantal te zien. In 2002 weet de partij, net als landelijk, een verbetering te boeken, al is het maar een kleine 2 procentpunt. Daarna gaat het weer steeds iets achteruit. Ook voor het CDA is 2010 de slechtste uitslag in 20 jaar.

De derde partij in deze groep, Stadspartij Leiden Ontzet (SLO) heeft zichzelf steeds weten te verbeteren. Vier jaar geleden was dat natuurlijk gemakkelijk, want toen deed de partij voor het eerst mee. Maar in de afgelopen verkiezingen werd de positieve lijn doorgezet.
Dat kan niet worden gezegd van Leefbaar Leiden. Na een sterk debuut in 2002, moest de partij steeds inleveren. Ook de recente flirt met het gedachtegoed van Wilders heeft daar geen verandering in weten te brengen.
De ChristenUnie boekte vier jaar geleden de beste uitslag in 20 jaar (voor 2000 zijn dit resultaten van RPF en GPV). Zoals bekend is het de partij niet gelukt dit vast te houden; men zakte terug naar een meer 'normaal' niveau.



Ter linkerzijde zien we een dalende trend voor de grootste partij, de PvdA. Vergeleken met CDA en VVD heeft deze bestuurderspartij het relatief goed weten te doen tot en met 2006. De laatste uitslagen zijn echter meer in lijn met een dalende trend voor de partij. De partij was bij de laatste verkiezingen voor het eerst sinds 1994 niet de grootste. Ook voor de PvdA gaf 2010 de slechtste uitslag in 20 jaar.

De SP laat juist een stijgende lijn zien: in 1990 moest de partij het nog doen met 4,4% van de stemmen, in 2006 waren dat er bijna 4 maal zo veel (16,4%). Bij de laatste verkiezingen moest de partij echter weer inboeten, hoewel het resultaat nog wel duidelijk beter is dan in 2002 en 1994.

De resultaten voor GroenLinks waren in Leiden het beste in 1998: 15,5% van de stemmen. Daarna verloor de partij echter steeds terrein, soms iets meer (in 2006) en soms iets minder (2002 en 2010). Daarmee staat ook GroenLinks op de slechtste score in twintig jaar.

D66 was de grote winnaar van de verkiezingen in 2010. Dat is ook wel de zien aan de sterk stijgende lijn tussen 2002 en 2010. Met deze monsterzege werd een neergaande trend voor de partij doorbroken: de partij was immers gezakt van 17,9% (1990) tot 6,3% (2006). Wellicht valt hier voor de partijen die in 2010 hun slechtste resultaat boekten hoop uit te putten: dalende trends kunnen worden doorbroken.

Het algemene beeld is dus negatief voor de meeste bestuurderspartijen. De vier oude coalitiepartijen (PvdA, VVD, CDA, GroenLinks) behaalden allemaal hun slechtste uitslag van de afgelopen 20 jaar. Anderen (CU, SP) verloren wel, maar gingen vooral terug naar het 'normale' niveau. D66 wist de dalende trend van de laatste 15 jaar juist om te draaien met een zeer goede uitslag. Dat wordt nog een zware kluif bij de volgende verkiezingen: de partij heeft het vele malen beter gedaan dan 'normaal', en zal bij de volgende verkiezingen worden afgerekend als belangrijkste bestuurderspartij. We weten van de landelijke politiek dat dat voor D66 altijd moeilijk is geweest.

donderdag 11 maart 2010

Leiden: Waar woont mijn raad?

Vanavond zijn de nieuwe Leidse raadsleden beëdigd. Veel nieuwe gezichten, een nieuwe samenstelling. We weten nog niet wat ze gaan betogen of hoe ze gaan stemmen. Wat we wel weten is waar de nieuwe raadsleden wonen. Dat is niet zo maar een aardig feit. Het vormt een onderdeel van goede representatie: volksvertegenwoordigers moeten een afspiegeling vormen van de bevolking. Woonplaats is daar een onderdeel van. Op onderstaand kaartje heb ik een en ander overzichtelijk gemaakt:


Gemeenteraad Leiden: Waar woont mijn raad? weergeven op een grotere kaart


De partijlogo's zien we eigenlijk in heel Leiden terug, maar in het centrum is het wel heel erg druk. In de binnenstad woont 21,6% van de kiezers die heeft gestemd bij de verkiezingen, maar wonen 16 van 36 raadsleden (van 3 wethouders stond het adres niet vermeld), dat is 44.4%. Andere districten moeten het doen met 1 of 2 raadsleden. In de Merenwijk woont bijvoorbeeld ruim 12% van de kiezers, maar slechts 5,5% van de raadsleden. Ook in Noord en de Hoge en Lage Mors zijn maar weinig raadsleden te vinden.

Als we naar de partijen kijken, zien we dat de PvdA het goed doet qua spreiding met bijvoorbeeld de enige twee raadsleden uit de Stevenshof. Misschien juist daarom dat de PvdA het daar goed heeft gedaan in vergelijking bijvoorbeeld met GroenLinks en D66. Ook de SP'ers en CDA'ers wonen goed verspreid.

De drie partijen die traditioneel goed scoren in het centrum, hebben daar ook veel raadsleden wonen: VVD, GroenLinks en (in mindere mate) D66. De vijf VVD'ers wonen allen in het centrum, bij GroenLinks drie van de vier raadsleden en van D66 drie van de tien (plus nog een viertal vrij dicht bij).

Voor sommige partijen is enige spreiding dus wellicht een puntje van aandacht. Het is echter al niet altijd gemakkelijk om kwalitatief goede mensen te vinden die bereid zijn hun vrije tijd aan het bestuur van de stad op te offeren. In dat licht hebben partijen het niet slecht gedaan. Nu maar kijken of de raadsleden zich ook als goede volksvertegenwoordigers gaan gedragen.

zondag 7 maart 2010

Winst en verlies in Leiden 2010: Verklaringen

In mijn vorige blogpost liet ik aan de hand van cijfers van de Gemeente Leiden zien in welke Leidse districten politieke partijen wonnen en verloren ten opzichte van de verkiezingen van 2006. Ik ging niet zozeer in op de verklaring van deze patronen, vooral omdat ik daar geen specifieke gedachten over had. Toch zijn er natuurlijk kwesties die vaak worden genoemd: Oostvlietpolder, Ringweg en RijnGouweLijn. Daarnaast zou een algeheel ongenoegen over de eigen leefomgeving kunnen meespelen in de stemkeuze. Een aantal van deze verklaringen voor de winst of verlies van partijen kunnen we met cijfermateriaal onderzoeken. Ik richt me hier op de RijnGouweLijn en de leefomgeving.




Over de RGL is in 2007 een referendum gehouden in Leiden. Daaruit bleek een groot verzet tegen de tramlijn onder de Leidse bevolking. Er zijn echter wel duidelijke verschillen tussen de Leidse districten (zie grafiek): in het Roodenburger-, Bos- en Gasthuis-, Merenwijk- en Stevenshofdistrict was het aantal nee-stemmers duidelijk groter dan in de andere districten.

Een tweede verklaring voor stemgedrag kan een negatief oordeel over de eigen leefomgeving zijn. Mensen die het idee hebben dat hun leefomgeving achteruit gaat, vertalen dat wellicht eerder in een stem op een oppositiepartij. De Gemeente heeft hier onderzoek naar gedaan in 2007. Er werd gevraagd of men het idee had of de leefomgeving voor- of achteruit was gegaan (of gelijk gebleven). Ook hier zien we verschillen tussen de wijken: het gevoel van achteruitgang van de leefomgeving is het sterkste in de Stevenshof, Noord en in mindere mate de Merenwijk.

Deze cijfers kunnen worden vergeleken met de relatieve winst en verlies van partijen in alle wijken. Dit geeft enig inzicht in de mate waarin deze variabelen een rol spelen. Toch is hierbij enige voorzichtigheid geboden: dit zijn allemaal gegevens over de districten, niet over individuen in de districten. Snelle conclusies op basis van dit soort gegevens kunnen leiden tot een ecological fallacy. In onderstaande grafiek staat de correlatie tussen de relatieve winst/verlies van elke partij (in elk district) en elk van de verklarende variabelen (in elk district). De sterke positieve waarde van SP voor Leefbaarheid geeft bijvoorbeeld aan dat de SP vooral goed scoorde (= minder verloor t.o.v. 2006) in wijken waar meer mensen vonden dat hun wijk achteruit gaat. Getallen van boven de +- 0.55 leveren steeds een statistisch significant verband op (niveau 0.05).



Voor de PvdA en het CDA zien we een redelijk sterk negatief verband tussen Leefomgeving en RGL Nee en winst of verlies in de verkiezingen. Dit betekent dat deze partijen vooral verloren t.o.v. 2006 in wijken waarin veel mensen vonden dat de leefomgeving achteruit was gegaan en in wijken waarin relatief veel mensen tégen de RGL hebben gestemd. Natuurlijk verliest de PvdA overal, maar vooral in de wijken die sterk tegen RGL en negatief gestemd waren over de RGL.

Voor andere partijen zien we een positief verband tussen het aantal mensen dat tegen de tram stemde en het resultaat bij de verkiezingen: SP, D66 en Leefbaar Leiden. Dit zijn allen tegenstanders van de RGL. Hoewel ook andere partijen zich hebben verzet tegen de tram (CU, SLO), maar we zijn daar op wijkniveau geen effect van. Voor GL, VVD, SLO en CU zijn er geen duidelijke effecten op wijkniveau te zien van de tram.

Als we kijken naar de leefomgeving, zien we dat met name SP, VVD, CU, LL en SLO het relatief goed hebben gedaan in wijken waar men negatief was over de leefomgeving. Met uitzondering van de VVD waren dit allemaal oppositiepartijen. Wellicht heeft de VVD met de boodschap van 'harde aanpak van criminaliteit' juist ook deze kiezers weten aan te spreken. Voor D66 en GL zien we hierbij op wijkniveau geen verschillen.

Hoewel deze gegevens op wijkniveau tot voorzichtige conclusies nopen, bevestigen de gegevens de te verwachten patronen: partijen die tegen de RGL waren winnen vooral (of verloren minder) in wijken waar men in grote getale tegen de tram stemde. En oppositiepartijen deden het beter in wijken waarin bewoners het gevoel hadden dat de wijk achteruit ging. Dit ging met name op voor de rechtse partijen en de SP. Opvallend is wel dat het verlies van GroenLinks op deze manier niet te verklaren is. Dit verlies was ook redelijk gelijk verspreid over de stad. Wellicht is het te verklaren door andere factoren (Oostvlietpolder, vertrek uit college).

vrijdag 5 maart 2010

Leiden 2010: Wie wint waar?

De gemeente Leiden heeft de gedetailleerde uitslag van de verkiezingen op de website gezet, hetgeen uitnodigt tot fijne analyses. Zo heeft Simon Otjes al een ruimtelijk model van het Leidse stemgedrag gemaakt, waarin hij wijken en partijen naast elkaar legt. Zo valt een scheidslijn te trekken tussen volkswijken waar men socialistisch en populistisch stemt aan de ene kant en binnenstad en rijkere wijken waar men liberaal (in ruime zin) stemt.
Deze patronen zijn ook terug te zien in onderstaande tabellen, waar het stemgedrag per partij per wijk/district staat vermeld. Bij elke partij is steeds het beste resultaat groen, het slechtste rood.

district / stembureau

totaal

PvdA

SP

VVD

CDA

GL

D66

Leiden totaal

51.969

15,30

10,00

13,40

8,90

8,70

24,60

0 Binnenstad-Zuid

4.684

11,60

7,40

16,40

8,80

11,20

28,80

1 Binnenstad-Noord

6.553

13,00

9,60

13,60

7,40

11,10

27,10

2 Stationsdistrict

871

13,10

8,50

13,20

7,80

14,50

23,90

3 Leiden Noord

3.770

21,20

15,50

9,50

5,10

7,30

19,20

4 Roodenburgerd.

9.742

12,70

10,20

13,30

9,70

7,70

28,80

5 Bos- en Gasthuisd.

7.902

16,00

10,50

12,50

11,10

6,70

22,90

6 Morsdistrict

4.520

16,50

9,60

13,30

9,50

9,10

20,50

7 Boerhaavedistrict

1.730

17,30

5,10

13,80

11,00

12,90

27,90

8 Merenwijkdistrict

6.297

17,90

9,90

14,80

8,60

8,30

23,50

9 Stevenshofdistrict

4.525

17,40

11,10

13,10

8,90

5,30

18,00

Extra stembureau

1.375

14,10

7,90

13,80

6,70

14,60

29,10

district / stembureau

totaal

CU

LL

SLO

PvdD

PS

ST

Leiden totaal

51.969

3,60

3,90

6,50

3,50

0,60

0,90

0 Binnenstad-Zuid

4.684

3,30

1,60

5,70

3,60

0,40

1,30

1 Binnenstad-Noord

6.553

3,90

2,30

6,90

3,30

0,30

1,50

2 Stationsdistrict

871

3,00

1,60

8,60

4,20

0,30

1,30

3 Leiden Noord

3.770

3,00

6,20

7,50

3,30

0,70

1,70

4 Roodenburgerd.

9.742

3,20

2,80

6,90

3,60

0,50

0,70

5 Bos- en Gasthuisd.

7.902

3,60

5,10

5,90

4,00

0,80

0,70

6 Morsdistrict

4.520

3,80

4,90

7,60

4,10

0,50

0,70

7 Boerhaavedistrict

1.730

2,80

1,60

4,60

2,10

0,40

0,60

8 Merenwijkdistrict

6.297

4,00

4,40

4,40

2,80

1,00

0,20

9 Stevenshofdistrict

4.525

4,70

7,20

8,80

4,20

0,70

0,60

Extra stembureau

1.375

4,60

1,50

4,40

2,10

0,50

0,70


Zo valt te zien dat PvdA en SP het vooral goed doen in Leiden-Noord, D66 en de VVD in de binnenstad, het CDA in het Bos- en Gasthuisdistrict, GroenLinks op en rond het station (extra stembureau), en CU, Leefbaar Leiden, Stadspartij LO en de PvdD in de Stevenshof. Dit komt in grote lijnen overeen met Simons model. Van alle districten komt de uitslag van Merenwijk het sterkste overeen met die van heel Leiden: de correlatie is 0.9859.

Maar waar hebben partijen nu gewonnen of verloren ten opzichte van 2006? In onderstaande tabel wordt de procentuele verandering van het aantal stemmen weergegeven (alleen voor de partijen die in 2006 ook al mee deden).

PvdA

SP

VVD

CDA

GL

D66

CU

LL

SLO

Leiden totaal

-33%

-39%

-2%

-17%

-8%

290%

-38%

-22%

59%

0 Binnenstad-Zuid

-23%

-46%

-24%

-5%

-8%

172%

-33%

-38%

19%

1 Binnenstad-Noord

-32%

-41%

-16%

-8%

-10%

227%

-29%

-39%

60%

2 Stationsdistrict

-29%

-45%

-11%

-5%

1%

163%

-52%

-48%

65%

3 Leiden Noord

-31%

-26%

36%

-9%

-9%

347%

-9%

-11%

97%

4 Roodenburgerd.

-33%

-44%

-1%

-29%

-5%

405%

-58%

-39%

28%

5 Bos- en Gasthuisd.

-32%

-36%

2%

-7%

-12%

367%

-45%

-16%

69%

6 Morsdistrict

-34%

-42%

17%

-14%

-4%

294%

-38%

-2%

55%

7 Boerhaavedistrict

-17%

-56%

-5%

-11%

-30%

299%

-43%

-43%

53%

8 Merenwijkdistrict

-26%

-34%

-3%

-24%

-7%

267%

-33%

-12%

47%

9 Stevenshofdistrict

-44%

-26%

1%

-23%

-13%

246%

21%

-1%

144%

Extra stembureau Station

-25%

-56%

1%

0%

-13%

194%

-12%

-58%

91%

De grootste veranderingen zijn natuurlijk te zien bij D66, dat in het Roodenburgerdistrict de aanhang met ruim 400% ziet groeien. Ook in andere wijken doet D66 het natuurlijk goed, maar het minste wint de partij in het Stationsdistrict. De PvdA verliest juist in alle wijken, het sterkste (-44%) in de Stevenshof. In het Boerhaavedistrict weet de partij de schade juist te beperken. Voor de SP is het beeld juist precies omgekeerd: beperkt verlies in de Stevenshof, een slechte beurt in het Boerhaavedistrict. De VVD doet het goed waar je het niet verwacht: in Leiden Noord. Hoewel Noord zeker geen VVD-wijk is geworden, is het stemmenaantal van de VVD er wel met 36% toegenomen. In de Binnenstad-Zuid moet de VVD juist veel toegeven.

De Christelijke partijen verliezen in het Roodenburgerdistrict; het CDA verliest slechts beperkt in de binnenstad, de CU doet het relatief goed in de Stevenshof. Bij GroenLinks is het Boerhaavedistrict een sterke negatieve uitschieter. De partij verliest in de hele stad ongeveer 8% van haar kiezers, maar in dit district 30% (in 2006 was dit nog de beste wijk van GL). In het stationsdistrict weet GroenLinks een klein winstje te boeken. De Stadspartij Leiden Ontzet maakt de grootste klapper in de Stevenshof (+144%, van 3,6% naar 8,8% van de stemmen). In de binnenstad weet de partij relatief weinig nieuwe stemmers te trekken. Leefbaar Leiden verliest het minste in de Stevenshof, het meeste in het Roodenburgerdistrict.

De uitslagen en verschuivingen per wijk zijn wellicht niet heel verrassend: D66, GL, VVD doen het goed in de binnenstad, SP en PvdA in Noord en de overige partijen in de Stevenshof. Voor de partijen is het echter wel waardevol om te kijken waar hun kiezers zitten. Dan kunnen ze in de aanloop naar 9 juni alles op alles zetten om hen naar de stembus te krijgen.