Kieshulpen worden in steeds meer landen door kiezers gebruikt bij het bepalen van hun stemkeuze. De bekende Nederlandse kieshulpen StemWijzer en Kieskompas zijn geëxporteerd naar tientallen landen. Momenteel kunnen bijvoorbeeld Israëlische kiezers de hulp inroepen van 'The 2013 Israeli Election Compass'. Maar hoe geven dit soort kieshulpen hun advies? En is de methode uit het ene land wel toepasbaar in andere landen? Samen met Simon Otjes onderzocht ik dit; de resultaten zijn onlangs gepubliceerd in een speciale uitgave van the International Journal of Electronic Governance.
Ons onderzoek richtte zich op de EU Profiler, een stemhulp die bij de Europese verkiezingen in alle Europese lidstaten werd gebruikt. In alle landen werden dezelfde vragen gebruikt op twee landspecifieke stellingen na. Het interessante van de EU Profiler is dat het verschillende manieren gebruikt om het stemadvies te berekenen en te presenteren. Naast het kompas dat in Nederland bekend is uit het kieskompas, kun je ook gebruik maken van de 'smart spider' en van een lijstje met de beste partijenmatches. Ons onderzoek richtte zich op de eerste twee methodes, die gebruik maken van ruimtelijke modellen.
Spider |
Kompas |
Het kompas laat de politieke partijen zien in een tweedimensionale ruimte. De positie van de partij geeft weer in hoeverre men links of rechts is (horizontaal) en voor of tegen Europese integratie (verticaal). Zo is in Nederland GroenLinks sterk voor Europese integratie en sociaal-economisch gematigd links en de PVV tegen Europese integratie en rechts. De EU Profiler gebruikt daarbij voor alle landen hetzelfde tweedimensionale model: ofwel, het uitgangspunt is dat de politieke posities van partijen in alle landen bij Europese verkiezingen kunnen worden uitgedrukt op basis van links-rechts en pro-anti Europa. Onze vraag was: is dat zo?
Alle Europese partijen in één kompas |
De problemen lagen vooral bij een tweede aspect: de schaalbaarheid van de partijantwoorden op stellingen. Als we de politiek kunnen begrijpen als een tegenstelling tussen links en rechts, zouden we verwachten dat er een sterke samenhang is tussen de antwoorden van partijen op de verschillende stellingen: partijen die voor kinderopvangsubsidie zijn (links), zouden dan ook voor belasting op wegen en euthanasie moeten zijn. Als dat niet zo is, dan zijn er wellicht meer tegenstellingen dan alleen links en rechts (en pro-anti Europa). Uit onze analyses blijkt dit inderdaad het geval te zijn. De samenhang van de antwoorden van partijen op de stellingen is laag (vooral in de nieuwe lidstaten in Oost-Europa) en verschilt per land. In sommige landen (bijv. Roemenië) zou één dimensie (bijv. alleen links-rechts) al een goed beeld geven, maar in andere landen zijn er minimaal drie dimensies nodig. In Nederland zou je bijvoorbeeld een onderscheid kunnen maken tussen links-rechts, pro-anti Europese integratie en religieus vs. niet-religieus.
De conclusie is dat een 'one model fits all countries' benadering onvoldoende werkt. Kiezers zouden meer gediend zijn met een specifieke weergave van de politieke tegenstellingen in hun land. Daarnaast kunnen makers van kieshulpen meer doen om hun gebruikers uit te leggen hoe hun adviesmethode werkt. De suggestie dat ze inzicht geven in 'het' politieke landschap is problematisch gezien de problemen met de gebruikte ruimtelijke modellen.
Louwerse, T. and Otjes, S. (2012) ‘Design challenges in cross-national VAAs: the case of the EU Profiler’, Int. J. Electronic Governance, Vol. 5, Nos. 3/4, pp.279–297.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten