Vandaag spreekt de Tweede Kamer over het burgerinitiatief van het Burgerforum-EU over het houden van een referendum indien nieuwe bevoegdheden aan de Europese Unie worden overgedragen. De PVV heeft aangegeven nog een stap verder te willen gaan en een referendum te willen over het EU-lidmaatschap zelf.
Het is niet zo verwonderlijk dat uit een peiling blijkt dat er steun is voor een referendum over nieuwe bevoegdheden; uit het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) blijkt dat burgers over het algemeen voorstander zijn van het houden van volksraadplegingen. Zo was bij het NKO van 2010 70% het (helemaal) eens met de stelling dat burgers sommige belangrijke besluiten per referendum moeten nemen en 56% steunde het idee van een referendum over nieuwe EU-verdragen (nog eens 27% koos de ‘neutrale’ antwoordoptie).
Kamerleden zijn over het algemeen minder te porren voor het referendum. Uit het Parlementsonderzoek van Rudy Andeweg en Jacques Thomassen uit 2006 blijkt dat van de (toen) grotere partijen alleen SP- en D66-Kamerleden een bindend correctief referendum steunden, in totaal was 27% van de deelnemers aan de enquête (N=110) voorstander. Over een referendum bij toekomstige verdragswijzigingen waren politici, sommigen nog verbouwereerd over de uitslag van het Europese grondwetsreferendum uit 2005, ook al behoorlijk negatief (zie percentages in figuur hierboven). Alleen bij SP en GroenLinks was men in meerderheid vóór. Zelfs de drie LPF-Kamerleden in het onderzoek steunden zo’n referendum niet, al moet gezegd worden dat die partij eind 2006 ook in de ontbindende fase zat.
Daarmee gaan hier twee verschillen tussen de meerderheid van de Kamerleden en de meerderheid van de kiezers hand-in-hand: opvattingen over Europese integratie (burgers over het algemeen negatiever) en opvattingen over directe democratie (burgers over het algemeen positiever). Los van de merites van het voorstel om bij verdragswijzigingen een referendum te houden, moet deze ‘dubbele kloof’ politici toch enige zorgen baren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten