Pages

zaterdag 8 mei 2010

Stemwijzerperikelen

Vrijdag lanceerde de StemWijzer zijn kieshulp voor de komende Kamerverkiezingen. Eerder was de website van Kieskompas voor 9 juni al live gegaan. Beide stemhulpen rollen nu vechtend over straat met harde verwijten over de kwaliteit van elke kieshulp. Stemwijzer wordt verweten dat de partijposities niet in alle gevallen kloppen met het verkiezingsprogramma, terwijl het Kieskompas slechts zou weergeven “wat de partijstandpunten zouden moeten zijn” volgens de makers van het Kieskompas.

Het maken van een kieshulp is heel lastig. De makers moeten drie lastige keuzes maken: de selectie van de stellingen, het vaststellen van de partijposities en het bepalen van een onderliggend model. De selectie van de stellingen heeft veel invloed op de gegeven adviezen, zo blijkt uit onderzoek. Je kunt vaak makkelijk honderd geschikte stellingen bedenken en de keuze hiervan beïnvloedt het advies. Als er heel veel stellingen over winkelsluitingstijden en medisch-ethische kwesties zijn, zal een VVD’er dichter in de buurt van D66 uitkomen dan wanneer het gaat over privacy of de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast is de woordkeus ook belangrijk. Eén stelling van de StemWijzer gaat bijvoorbeeld over de belasting voor “mensen die heel erg veel verdienen”. Maar wat is precies heel erg veel? Als er veel interpretatieverschil mogelijk is, is een stelling eigenlijk niet geschikt. Daarnaast kan de woordkeuze ook het antwoord beïnvloeden. Een stelling als “In Nederland mogen gewoon nieuwe moskeeën worden gebouwd” is daarvan het voorbeeld. Waarom staat het woord ‘gewoon’ daar? Uit onderzoek naar antwoorden op enquêtes blijkt dat het antwoord vaak afhangt van de formulering van de vraag. Het is dus belangrijk om de vragen zo helder mogelijk te stellen en zo min mogelijk misleidend.

Het vaststellen van de antwoorden van partijen leidde de afgelopen dagen tot veel consternatie. Omdat de StemWijzer de partijen het laatste woord geeft over hun positie op stellingen, kunnen partijen die antwoorden ‘manipuleren’. Zo is de PvdA ineens tegen een leenstelsel voor studenten, D66 voor een tweede kerncentrale en het CDA tegen versoepeling van het ontslagrecht. Terwijl in de verkiezingsprogramma’s iets anders staat. In sommige gevallen kan men beargumenteren dat de stelling onhelder is en daarom het antwoord anders dan in het verkiezingsprogramma. Bijvoorbeeld: een sociaal leenstelsel met een studietax zoals de PvdA voorstelt is nog iets anders dan ‘lenen’ door studenten. Maar wel of geen kerncentrale, dat is toch een vrij heldere keus. De aanpak van het Kieskompas, waarbij de maker van de kieshulp uiteindelijk beslist over de positie die hij een partij toebedeelt is veel helderder. Zeker als die keuze wordt gemotiveerd door een schriftelijke bron, zoals een verkiezingsprogramma of website.

Met partijposities op stellingen is de stemhulp nog niet af. Want hoe vergelijk je die posities nu met de keuzes van de kiezer die de stemhulp gebruikt? De stemwijzer gebruikt een simpele maat van overeenstemming: hoe vaker je dezelfde keuze maakt als een partij, hoe hoger de overeenstemming met de partij. Kieskompas gebruikt een andere aanpak. Deze stemhulp plaatst partijen en de kiezer in een tweedimensionaal model, met links-rechts als één dimensie en conservatief-progressief als tweede dimensie. Een voordeel van die aanpak is dat het advies de kiezer niet vergelijkt met partijen op een klein aantal stellingen (30), maar zowel partijen als kiezers een positie geeft in een ruimtelijk model. Daarmee wordt de vergelijking tussen kiezer en partijen meer algemeen. De positie van de kiezer zou minder moeten afhangen van specifieke stellingen. Een nadeel is echter dat over de vorm van het ruimtelijk model verschillen van inzicht bestaan. De politieke ruimte van het Kieskompas is geen absolute waarheid, het is de visie van de makers van het Kieskompas. Andere politicologen zouden waarschijnlijk andere keuzes maken. Niet helemaal anders, maar op sommige punten wel verschillend. Eén voorbeeld hiervan is de vreemde ‘centrale’ positie van de PVV in het Kieskompas model. Dat komt onder andere doordat er bijna geen stellingen over integratie en migratie in het Kieskompas zitten. En de conservatief-progressief dimensie is een vreemde optelsom van religieuze onderwerpen, milieu, bestuurlijke vernieuwing en integratie. De vraag is of je de partijposities op deze stellingen wel kunt optellen – althans of dat iets zegt. Daaruit komt ook het bezwaar naar voren dat een kiezer in het Kieskompas model op exact dezelfde positie als een partij terecht kan komen zonder ook maar op één stelling dezelfde positie in te nemen: waar de kiezer links is, is de partij rechts en vice versa. Hier is de simpelere benadering van de StemWijzer wellicht te verkiezen, omdat er niet allerlei aannames over de structuur van de politieke competitie worden gemaakt.

Het sterke punt van het Kieskompas is dus dat men ervoor kiest om zelf de partijpositie op de stellingen vast te stellen (partijen mogen wel reageren, maar de makers beslissen). De zwakheid van hun benadering ligt in het onderliggende model dat wordt gebruikt. Zo’n model kan de kiezer een goed inzicht geven in de verschillen tussen partijen, maar omdat zo’n model altijd berust op keuzes van de maker, is de vraag welke waarde het precies heeft. Het is lastig te begrijpen dat de StemWijzer nog steeds vast houdt aan het vaststellen van de antwoorden van partijen door die partijen zelf. In 2006 wist CDA-spindoctor Jack de Vries daar al handig mee te manipuleren en nu gebeurt het dus opnieuw. Uiteindelijk wordt het advies van de kieshulp gegeven door de maker van de kieshulp. Hij is dus verantwoordelijk voor de presentatie van de partijen en de match met de kiezer. Hoewel daarbij altijd bepaalde keuzes moeten worden gemaakt, kan een goede kieswijzermaker het vertrouwen in zijn advies versterken door deze keuzes zorgvuldig te maken en daarover transparant te zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten