Het Kamerlidmaatschap wordt steeds meer een carrièrestap in plaats van een roeping. Het is een opstapje naar een ministerschap, staatssecretariaat, lokaal bestuurder of een andere functie binnen of buiten de overheid. Nu is het niet zo slecht dat Tweede Kamerleden geen enorme plucheklevers zijn, maar enige balans tussen doorstroom en ervaring is wel belangrijk. De Kamer vormt immers de tegenmacht tegen regering en ambtenarij; om die controlerende taak uit de voeren is ervaring belangrijk.
In de huidige Tweede Kamer is bijna de helft (71 personen) korter dan 4 jaar Kamerlid. De meesten van hen zijn tijdens of na de verkiezingen in 2006 in de Tweede Kamer gekomen. Nog eens 37 personen zitten maximaal 8 jaar in de Kamer (die zijn dus voor het eerst verkozen na mei 2002). Slechts 28 Kamerleden hebben meer dan 10 jaar ervaring. Onder die ervaren Kamerleden bevinden zich SGP-fractievoorzitter Bas van der Vlies, GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema en PVV-fractievoorzitter Geert Wilders. Gemiddeld genomen is de parlementaire ervaring nu iets meer dan 6 jaar. Ter vergelijking: in Engeland was de gemiddelde zittingsduur kort voor de verkiezingen in mei bijna 15 jaar. Ministers zijn daar ook parlementslid, wat de cijfers iets vertekent, maar zelfs dan: een groot verschil.
Tussen de Tweede Kamerfracties zitten enkele opvallende verschillen. De twee SGP’ers hebben samen meer parlementaire ervaring dan de negenkoppige PVV-fractie bij elkaar. Naast de nestor van de Kamer Van der Vlies, heeft ook Kees van der Staaij (SGP) namelijk al ruim 12 jaar ervaring. Partijen die bij de vorige verkiezing veel gewonnen hebben, zien we onderaan. De fracties van de PvdD en lid Verdonk waren geheel nieuw in 2006, maar ook bij de PVV en SP waren veel nieuwe gezichten te zien. De ChristenUnie-fractie werd sterk vernieuwd nadat André Rouvoet en Tineke Huizinga naar het kabinet vertrokken. De overige fracties zitten allemaal rond de zes jaar. Opvallend is daarbij dat de fractie van GroenLinks gemiddeld ruim 7 jaar ervaring heeft, terwijl deze partij in haar regels heeft staan dat een parlementariër maximaal 12 jaar mag zitten. Die regel leidt er dus niet noodzakelijkerwijs toe dat de ervaring van de fractie laag is.
Sommige oud-politici klagen wel eens dat de parlementaire ervaring sterk is afgenomen. Er is inderdaad sprake van een afname van de gemiddelde zittingsduur. De grafiek hierboven laat de gemiddelde zittingsduur van Tweede Kamerleden in de periode van 1950 tot 2010 zien. Bij elke verkiezing komen er weer veel nieuwe Kamerleden zonder ervaring binnen; vandaar zien wel sterke schommelingen door de tijd heen.
De ervaring van Kamerleden is door de tijd heen afgenomen. Kort voor de verkiezingen van 1956 was de gemiddelde ervaring bijna 10 jaar, kort voor de verkiezingen van 2006 was die ervaring nog geen 6 jaar. Opvallend is dat in de periode 1956-1980 al eerder sprake was van een afname van de gemiddelde ervaring (als je kijkt naar de ervaring net voor de verkiezingen, de pieken). In de jaren 1980 nam de gemiddelde ervaring juist weer toe: in die tijd bezetten de grote drie partijen nog het leeuwendeel van het aantal zetels en kiezersverschuivingen waren nog niet heel groot.. De verkiezingen van 1994 vormen weer een breekpunt. Niet alleen verloren CDA en PvdA toen sterk en wonnen D66 en de VVD aanzienlijk, ook de verliezende partijen hadden veel nieuwe kandidaten op hun lijsten. Dit zorgde voor de grootste afname van parlementaire ervaring in de naoorlogse periode. Sindsdien is er elke parlementaire periode een afname: de pieken (net voor de verkiezingen) en dalen (net na de verkiezingen) zijn lager.
De negatieve tendens lijkt in de huidige periode te stabiliseren: net voor de verkiezingen in 2006 was de gemiddelde ervaring minder dan 6 jaar, nu is die net iets hoger (terwijl de zittingsperiode iets korter was). Ook het dal na de verkiezingen is naar verwachting is lager. De rode stip geeft aan wat de gemiddelde parlementaire ervaring na de verkiezingen zal zijn als de laatste Politieke Barometer de uitslag correct zou voorspellen. Dit dal is iets minder diep dan in 2006. De vraag is wel hoeveel ervaring er nog verloren zal gaan als een nieuw kabinet wordt gevormd. De dip kan dus nog iets dieper worden, maar waarschijnlijk niet veel dieper dan tijdens de vorige periode.
De Tweede Kamer als geheel is dus minder ervaren dan 20 jaar geleden. De instroom van nieuwe leden is tijdens verkiezingen hoger dan voorheen. Dit beeld is sinds de verkiezingen van 1994 waar te nemen. Dit hangt niet alleen af van politici en partijen. Ook de grote kiezersverschuivingen zorgen er voor dat bij sommige partijen veel ervaring verloren gaat, terwijl bij andere partijen veel nieuwe Kamerleden moeten worden ingewerkt. Wie klaagt over de ervaring van parlementsleden kan daar dus zelf ook wat aan doen, bij de verkiezingen.
Voor de analyses van de zittingsduur van Kamerleden is dankbaar gebruik gemaakt van het bibliografisch archief van het Parlementair Documentatie Centrum.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten