Geert Wilders krijgt relatief gezien de meeste voorkeursstemmen: 95% van de PVV-stemmers kiest voor de lijsttrekker van die partij. Dat blijkt uit de officiële uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen die de Kiesraad vandaag bekend maakte. Ongeveer 84% van de kiezers stemde op één van de lijsttrekkers, terwijl de rest dus koos voor één van de andere kandidaten op de lijst. Daardoor haalden dertig kandidaten de voorkeursdrempel, die een kwart van de kiesdeler is. Sabine Uitslag (CDA) en Pia Dijkstra (D66) danken hier hun Kamerzetel aan: zonder het systeem van de voorkeursstemmen waren zij niet verkozen, omdat ze te laag op de kieslijst stonden.
Het aantal stemmen op de lijsttrekkers hangt sterk samen met het totaal aantal stemmen op hun partij. Er zijn een aantal kleine verschillen. In onderstaande figuur staat het verband weergeven. Lijsttrekkers die onder de lijn staan hebben relatief veel stemmen gekregen, terwijl lijsttrekkers boven de lijn juist weinig persoonlijke stemmen kregen. Geert Wilders, Kees van der Staaij en Femke Halsema kregen relatief de meeste voorkeursstemmen. Wilders is immers de oprichter en onbetwiste leider van zijn partij, terwijl Halsema ook GroenLinks-kiezers trekt die op de ‘hoogste vrouw’ stemmen – bij andere partijen wijken die kiezers uit naar de nummer twee of drie. Bij de SGP stemt men traditioneel op de lijsttrekker; kiezen op de hoogste vrouw is er daar immers ook niet bij. Jan Peter Balkenende (CDA) deed het relatief het slechtste: slechts 74% van de CDA’ers koos voor hem.
Vergelijken met vier jaar gelden zijn er voor een aantal lijsttrekkers grote verschuivingen. Mark Rutte (VVD) moest in dat jaar als eerste lijsttrekker uit de geschiedenis zijn meerdere erkennen in zijn nummer twee, Rita Verdonk. Rutte zelf haalde maar 38% van de VVD-stemmen. Op 9 juni kreeg Rutte 84% van de VVD-stemmers achter zich. Ook Pechtold deed het vier jaar geleden vrij slecht: hij kreeg slechts 50% van de D66’ers achter zich (mede doordat veel Turkse kiezers voor Koser Kaya stemden). Vorige week deed hij het een stuk beter met 78%, hoewel ook dat percentage lager ligt dan bij andere partijen. Dat zegt wellicht meer over de D66-kiezer dan over de aantrekkingskracht van de lijsttrekker. Opvallend is dat ook Roemer het goed doet: 86% van de SP-kiezers stemt op hem, meer dan de 82% die Marijnissen wist te trekken. Halsema weet haar eigen score uit 2006 te verbeteren: zij weet haar gestegen populariteit dus ook in meer persoonlijke stemmen om te zetten (van 86% naar 92%).
Kleine dalingen in het aantal lijsttrekkersstemmen zijn er bij de PvdA, de ChristenUnie en de PvdD. Het inmiddels beruchte Cohen-effect vertaalt zich dus niet in meer stemmen voor de PvdA-lijsttrekker dan in 2006. Bij het CDA is de daling opvallend: Balkenende krijgt tien procentpunt minder van het CDA-electoraat achter zich. Deels kan dit worden verklaard door de waarschijnlijk trouwe achterban van een aantal CDA-regiokandidaten (bijvoorbeeld Sabine Uitslag), maar de gedaalde populairteit van de oud-CDA leider zal waarschijnlijk ook een rol hebben gespeeld.
Na de opvallende verschillen in de resultaten voor de lijsttrekkers in 2006 geven de uitslagen van dit jaar vooral een evenredig beeld. Gemiddeld stemt 84% van de kiezers op de lijsttrekkers, met relatief kleine plussen (Wilders, Van der Staaij, Halsema) en minnen (Balkenende, Pechtold). Dit zegt niet direct iets over de populariteit van de lijsttrekker, maar uit de vergelijking met 2006 valt wel af te leiden dat de lijsttrekkers die in deze campagne in een positief daglicht stonden het ook qua persoonlijke stemmen relatief goed hebben gedaan. De meeste verliezers merken dit ook in het aantal stemmen dat ze zelf kregen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten