Eigenlijk zijn de doorrekeningen van het CPB redelijk goede indicatoren van de posities van partijen. Je kunt die gegevens dan ook gebruiken voor een grafisch model van partijposities. Dat model vat natuurlijk niet alle verschillen tussen partijen – moreel-ethische onderwerpen vinden bijvoorbeeld geen weerslag in de doorrekeningen – maar geeft wel een aardig inzicht van de keuzes van partijen op sociaal-economisch terrein (inclusief milieubeleid).
Voor het model hieronder maak ik gebruik van de overzichtstabel in het CPB-rapport (pagina 19), die met een principale componentenanalyse is geanalyseerd. Met deze techniek kun je onderzoeken in hoeverre de verschillende indicatoren met elkaar samenhangen, bijvoorbeeld dat de ontwikkeling van natuurkwaliteit en –kwantiteit met elkaar samenhangen. Met PCA kun je zogenaamde ‘onderliggende dimensies’ zoeken, in het geval van natuurkwaliteit/kwantiteit bijvoorbeeld investeringen in milieu. Daarnaast kun je de partijen in de ruimte plaatsen:
In het model kun je eigenlijk twee onderliggende dimensies onderscheiden. Van boven naar beneden zijn partijen geordend volgens een klassiek economisch links-rechts patroon: GroenLinks-SP-PvdA-CCU-D66-SGP-CDA-PVV-VVD. Dat patroon is ook terug te zien in analyses van de politieke ruimtes van het Kieskompas en de StemWijzer. Horizontaal is een ander patroon te zien, namelijk een verschil tussen partijen die bereid zijn te hervormen en de partijen die dat niet zijn (m.n. PVV en SP). Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat alle partijen de ‘houdbaarheid’ van de staatsfinanciën met zo’n 30 tot 40 miljard verbeteren, maar SP en PVV slechts met 16 à 17 miljard.
Partijen zijn in te delen in vier ‘typen’ op basis van hun sociaal-economische profielen. Er zijn linkse hervormers (GroenLinks en PvdA, in mindere mate D66), die bereid zijn de sociale zekerheid te hervormen, maar wel met oog voor lagere inkomens en het milieu. De linkse conservatieven van de SP hebben ook oog voor milieu en lagere inkomens, maar zijn veel minder bereid tot verregaande hervormingen. De rechtse conservatieven van de PVV willen ook die hervormingen niet, maar dan in het belang van de gewone man met een auto voor de deur. Ten slotte zijn er de rechtse hervormers van VVD, CDA en SGP. Zij willen snijden in de sociale zekerheid om de staatsfinanciën snel op orde te krijgen. Daarin gaat de VVD overigens wel duidelijk het verste. De ChristenUnie staat dermate in het midden dat ze eigenlijk in geen van de vier blokken is in te delen.
Op basis van de sociaal-economische verschillen tussen de partijen, lijkt een middencoalitie het meest haalbare. D66, SGP, CDA, ChristenUnie en PvdA staan relatief dicht bij elkaar. Of deze partijen het op andere onderwerpen ook eens kunnen worden is echter de vraag. D66 zal waarschijnlijk ook niet veel zin hebben om de oude coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie opnieuw aan een meerderheid te helpen. In dat geval komt één van de andere vier partijen in beeld. Zowel een linkse (PvdA/GL/SP/D66) als rechtse (VVD/CDA/PVV) coalitie stuit daarbij op het bezwaar dat één van de partijen niet echt hervormingsgezind is. Het alternatief van Paars+ (PvdA/VVD/D66/GL) is wel bereid tot hervormingen, maar is het weer sterk oneens over de richting, met name GroenLinks en de VVD. Dat wordt dus nog een lastige formatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten